vrijdag 17 september 2010

De rest

12-09-2010 Ayacucho- bushcamp
Na een rustige rustdag in Ayacucho volgen vanaf vandaag 3 hele zware dagen met voornamelijk onverharde wegen en veel klimmen. Vandaag begon dat met een tocht van 80 km (geplanned) naar een bushcamp op 4200 meter. Bijna 1800 hoogtemeters. Vanmorgen ging het me goed af. Ik had me voorgenomen me niet te ergeren aan de weg en ontspannen te rijden en lukte wonderwel. Over de hele eerste 40 km werd er aan de weg gewerkt en dat gaf hier en daar best lastige stukken. Na de lunch was de weg niet zo gek slecht, maar ik had me voorgenomen om het nog rustiger aan te doen en niet uitgewoond in het kamp aan te komen, dus stopte ik veel, met als gevolg dat ik door iedereen weer werd ingehaald. We zitten nu heel hoog in de Andes en ergens midden in Peru. De bergen zijn niet erg steil en erg droog. Het landschap is weer erg spectaculair met enorme vergezichten, omdat de dalen hier wijder zijn dan eerder. Het middagdeel blijkt langer dan gepland. Ik rij inmiddels alleen en het begint al behoorlijk laat in de middag te worden. Hoewel ik weet dat ik niet fout kan rijden vraag ik me wel af waar het kamp blijft. Niets te zien in de enorme uitgestrekte leegte. We zullen toch niet ook die bergkam nog over moeten. Gelukkig mis ik de al sinds de lunch dreigende regenbui, maar de lucht blijft dreigen. Eindelijk kom ik bij het kamp. Het is inmiddels koud geworden en mijn handen zijn verkleumd. Ik kan nauwelijks meer mijn jack dichtkrijgen. Tent opzetten is best moeilijk met die koude handjes. Hij is trouwens kleddernat, want na het uitladen van de truck is er kennelijk hier wel een bui gevallen en is men vergeten die zaken af te dekken. Ik was me zo goed en zo kwaad als het kan met mijn washandje en schiet zo snel mogelijk zo veel mogelijk kleren aan. Als we net zitten te eten begint het te onweren en te regenen. Het wordt nu een staande receptie onder de inderhaast opgezette partytenten. Direct na het “koppie poeier” (warme chocolademelk op zijn Stellingwerfs) kruip ik mijn tentje in. Warm worden en slapen!

13-09-2010 bushcamp – Chincheros
Vanmorgen een bevroren tent! Niet heel geweldig geslapen, maar toch ook niet koud gehad. DE zon verwelkomt ons en dat is een verademing na koude en gedeeltelijk natte nacht. Eerst maar eten en daarna tent afbreken, want dan is hij wellicht ontdooid. De zon wint vrij snel aan kracht boven dit weidse hoogland, waar in de verste verte geen boom te bekennen is, zo hoog zitten we. Na het ontbijt en het opruimen van tenten vertrekken Gerard, Gerrit en ik een kwartiertje voor de menigte uit. We moeten vandaag eerst nog een stukje klimmen, dan 50 km dalen, om vervolgens nog een 40 km naar Chincheros te klimmen. Voowaar geen kattepis. We klimmen nog een half uurtje door het hoogland omhoog en beginnen dan aan de afdaling. Let wel: alles onverhard. Al gauw komt Rob ons als een dolleman voorbij en niet veel later ook het groepje met de racers. Gerard en ik, die meestal veel sneller dalen, hebben Gerrit dan al een stuk achter ons gelaten. De uitzichten zijn zeer spectaculair en we kunnen heel ver onder ons de weg het dal in zien kronkelen. We halen het groepje met de racers weer in; die zijn na een schuiver van Peter Beulens wat voorzichtiger geworden. Met Gerard in the lead zwaai ik bocht in, bocht uit lekker naar beneden. Goed geconcentreerd blijven en ontspannen. Tot ik, na een uurtje dalen, ineens een bocht niet meer lekker doorkom. Ik concentreer me opnieuw en probeer weer in mijn ritme te komen. En dan; een linkse bocht van de diepte af en ik mis kennelijk de goede lijn. Ik voel mijn achterwiel door het gravel van het midden van de weg glijden, kan onvoldoende bijsturen en knal vol de berg in. Boem is ho! Ik lig voorover op de weg en ben even groggy. Ik voel dat er iets mis is met mijn rechterarm, dat het niet de mij al bekende arm uit de kom is en als ik probeer te bewegen, besef ik vrij snel dat mijn bovenarm gebroken is; hij bungelt maar wat. Binnen no time is er een hele groep van ons om me heen, allemaal even bezorgd. Jasper neemt het heft in handen, legt me achterover op mijn eigen rugzak en stuurt iemand door naar beneden om een van de trucks te waarschuwen. De jongens besluiten daar niet op te wachten, maar de eerste de beste auto aan te houden en me daarmee vast naar beneden te sturen. We zijn hier ver van de geciviliseerde wereld. Even later wordt ik mer vereende krachten in de cabine van een vrachtwagen gehezen, waarin men direkt bereidwillig plaats voor me heeft gemaakt. Erik rijdt met me mee en houdt me bij moeilijke bochten stevig bij mijn shirtje. Ik ben nog steeds redelijk groggy van pijn en schrik. Het is de bedoeling dat ik meerijdt tot we een van onze eigen trucks tegenkomen. De chauffeur heft echter bedacht dat hij mij zal afzetten bij de medische post in het dichtstbijzijnde dorp. Ik wordt daar naar binnen gedragen en de vrachtwagen en Erik vervolgen hun weg. Susana heeft de vrachtwagen het dorp in zien slaan en is er achteraan gekomen. Gelukkig, want ik ben niet meer in staat om veel verstaanbaars in het spaans uit te brengen. Met mij is niet veel te beginnen tot ze me een pijnstiller in mijn bil spuiten. Daarna wordt in het volgende uur mijn arm povisorisch gespalkt en vertrekken Susanah en ik met de plaatselijke aftandse ambulance naar beneden, Susanah op haar gemakje liggend achterin en ik voorin naast de directeur, die me gedurende de rit honderduit vraagt over van alles en nog wat. Na geruime tijd dalen in een sukkelgangetje om mijn arm te ontzien, komen we de lunchtruck tegen, waarmee Didier ons inmiddels tegemoet is komen rijden. Daarin ook Gerard, die niks van mijn val gemerkt heeft, maar nu uiterst bezorgd is en me eerst wil zien voor hij verder rijdt. Ondertussen is ook de Peruaanse politie ter plaatse. Beslist wordt dat Didier met mij met de politie meerijdt tot Chincheros en dat wij samen verder zullen reizen naar Andahuaylas om me daar in het hospitaal te laten behandelen. Zo gezegd, zo gedaan. We rijden mee tot Chincheros, waar de eersten van de groep inmiddels zijn aangekomen, overtuigen de politie dat wij best met een taxi verder kunnen i.p.v met een ambulance, zoals de opdracht van hun chef luidt en vetrekken naar Andahuaylas. De taxichauffeur neemt niet de hoofdroute, waar men intensief met de verbetering van de weg bezig is, maar voert ons 3 uur lang hotsebotsend, via een prachtige onverharde weg naar ons to doel. Rob zal deze op de rustdag verkennen en besluiten die op te nemen in de route voor over twee jaar. Als we eindelijk in Andahuaylas aankon, knappen we ons eerst op in het hotel. Ik voel me niet eens zo rot, maar kan uiteraard niks met rechts en onverhoedse bewegingen veroorzaken aardige pijnscheuten. De rontgenfoto's laten een duidelijke overlangsbreuk in mijn bovenarm zien, met goede kans op genezing, volgens de arts. Ik wordt van pols tot schouder in het gips gezet. We zoeken vervolgens contact met de alarmcentrale van de reisverzekering en sturen op hun verzoek kopien van de rontgenfoto's door.

16-09-2010 Andahuayles
Hier zit ik dan op mijn hotelkamertje, alleen na het vetrek van de groep vanmorgen, voor de volgende etappes naar Cusco. Ik vetrek morgenochtend naar Lima en reis morgenavond door naar huis. Een voortijdig einde aan mijn Andestrail avontuur. Moest wel bijna een traantje laten, toen iedereen vertrok. Allemaal ontzettend bedankt voor jullie inzet en medeleven gedurende deze laatste dagen. En voor alle gedeelde ervaringen en lol gedurende de laatste 7 weken. Heel veel succes, lol en mooie ervaringen gedurende de rest van de trip. Voor mij is er de wetenschap dat ik over twee jaar no twee weken eerder aan het vervolg van dit avontuur mag beginnen.

zaterdag 11 september 2010

Bushcamp Mayoc – Ayacucho

Ayacucho, 10-09-2010
He, weer lekker op een hotelbed mijn blogje bijwerken;

10-09-2010 Bushcamp Mayoc – Ayacucho
Ons bushcamp bleek een waar muggen/vliegenparadijs te zijn. We waren gewaarschuwd, dus iedereen probeerde wel zoveel mogelijk zich te wapenen met lange broeken en shirts met lange mouwen, maar vanmorgen liep iedereen te krabben. Klerebeesten beten dwars door je kleding heen. De sterrenhemel was overigens wel spectaculair; zo zie je dat niet meer in West-Europa, als gevolg van de lichtvervuiling. Ik heb zeker een kwartier naast mijn tentje in een stoel naar de lucht zitten staren. Geweldig!
Om verdere beten te voorkomen, vertrekken Gerard en ik eerder dan de officiele starttijd. Gerrit is dan al lang en breed weg. Uit het vertrek de rivier over, over de brug waar, naar mijn gevoel, de hele nacht vrachtwagens over heen denderden en dan direct een steile klim omhoog. Nog steeds onverhard en dat nog zo'n dertig kliometers. Het landschap wordt weer wijdser en wat minder spectaculair dan gisteren. Overal toch weer huisjes en landerijtjes langs de weg, die vandaag opvallend minder druk met grote trucks is. Wel lastig zijn de honden. We worden weer ettelijke keren aangevallen vanaf erven. je schrikt je helemaal mottig, als er vanaf een erf ineens één of meer honden op je af komen. Een paar keer neem ik sprintles, maar eigenlijk is dat dom, tenzij je zeker weet dat je sneller bent. De andere keren stop ik en probeer mijn fiets tussen mezelf en de honden te houden. Meestal druipen ze dan wel af en kan je, mits voorzichtig weer verder. De anderen, in dit geval Gerard en Alex en later Gerrit, kunnen dan gewoon doorrijden. We zijn vandaag allemaal niet zo in vorm, lijkt het. We praten niet veel onderweg en klimmen allemaal met wat moeite. We hadden er niet op gerekend de hele weg naar de rust te moeten klimmen, maar helaas dat is wel de realiteit. Een kilometer of tien voor de rust komen we weer op asfalt en dat rijdt toch echt een stuk lekkerder. Bij de rust komen een tweetal plaatselijke wielrenners kijken, die ons kennelijk door hun dorp hebben zien komen en ons gevolgd zijn. Er worden veel foto's gemaakt en zelfs een videootje voor het thuisfront. Gerard houdt het voor gezien en pakt voor de middag de truck, verzwakt als hij is door aanhoudende spijsverteringsproblemen. Ik trek een laagje uit, laat mijn rugzak in de truck achter en rijdt de laatste 30 km op mijn gemakje uit, ineens weer in grote vorm stekend. Een prachtige afdaling wordt met hoge snelheid in het spoor van Stephen genomen en de slotklim naar Ayacucho zelf lokt nog even een krachtsexplosie bij me uit; het gat naar Ruud, die kort tevoren is langkomen stuiven, wordt in één ruk dichtgereden. Vervolgens wacht ik weer op Gerrit en Alex en gezamenlijk zoeken wij onze weg, door verkeer als een gekkenhuis, naar het hotel. Nou maar hopen dat ik, onanks de jeuk, nog een beetje kan slapen.

Bushcamp La Esmeralda – bushcamp Mayoc

Vanmorgen dus weer vroeg op en de tent afbreken. Duidelijk op de verkeerde plaats opgezet; als ik even beter had nagedacht was hij lekker opgedroogd in de ochtendzon. Heerlijk geslapen overigens, na de bijna doorwaakte nacht gisteren. Om acht vertrekken we zoals gewoonlijk en vandaag gaan we verder langs de zelfde rivier als gisteren. De kloof waar we door heen rijden is nog steeds vrij smal en de weg loopt op en af langs de bergwand. Al gauw komen we langs de dam, waarmee electriciteit voor een behoorlijk deel van Peru wordt opgewekt en die voor het temmen van de rivier heeft gezorgd. Gisteren was me al opgevallen dat de rivier steeds breder werd en hoger in het dal kwam te staan en ook dat de stroomsnelheid aanmerkelijk verminderde. De weg is hier niet al te breed. Ondanks dat komen er van tijd tot tijd grote trucks met oplegger over heen. Dat geeft spectakel. Gelukkig zijn er hier en daar uitwijkplaatsen. Maar het is wel heel spectaculair om die mastodonten zo langs de bergwand te zien manouvreren. Op gegeven moment ga ik harder dan de truck voor mij naar beneden en stopt hij zowaar om me de ruimte te geven om te passeren. Gerard heeft vandaag weer een goede dag en is binnen de kortste keren uit het zicht verdwenen en als ik Gerrit inhaal, die eerder is vertrokken, ben ik even later toch ook weer alleen. Ik rijdt vrijwel de hele ochtend tot de lunch alleen en probeer zoveel mogelijk een eigen tempo aan te houden. We moeten een onverwachte en onverwacht steile klim op. Nu heb ik mijn kleinste verzet ineens hard nodig. De lunch is in het dorp La Esmeralda, waar we verwelkomt worden met de fanfare en krijgen we, net als twee jaar geleden een glaasje van de plaatselijke drank aangeboden. Kennelijk zijn wij de enige toeristen die zie hier zien eensn in de twee jaar, want ze staan met drommen naar onze lunch te kijken en die te becommentariëeren, in het spaans en in de indianentaal quetcha. Ik blijf niet al te lang en ga weer verder; nog een kilometer of 40. Het gaat weer op en neer. Opvallend is dat er nu vrijwel geen verkeer meer is, vergeleken met vanmorgen en dat er toch om de zoveel kilometer wel weer een gehucht is, compleet met verkeersdrempels van zand in de onverharde weg. Het is inmiddels er warm. Op een goed, of liever slecht monent heb ik het helemaal gehad en bij de eerst volgende helling stop ik en heb ik de neiging om mijn fiets in de 300 meter lager liggende rivier te dumpen. “Waar ben ik mee bezig?” Ik vind het allang niet leuk meer, al dat gehotstbots en dan is deze weg lang zo slecht niet als die door de Canon de Patos of door het Parque National Huascaran. Gerrit komt voorbij en vertrouwd me toe dat het nog 17 kilometer is. Dat is me veel te ver en er zullen nog wel minstens drie ellendige klimmen in zitten. Bah! Ik stap natuurlijk toch weer op en rijdt die 17 km uit. De klimmen op een zo klein mogelijk verzet en de afdalingen zo hard mogelijk. Ik kom een dorpje door, dat volledig gesloten blijkt vanwege de siesta en zie daarna de vlag. We moeten nog even een 500 meter echt crosscountry naar de rivier waar we onder aan de brug kamperen. Ik ben eigenlijk hartstikke moe. Realiseer me dat ik eigenlijk te weinig gedronken heb en waarschijnlijk ook te weinig gegeten. Foei, dom! Lekkert badderen in de rivier, eten en dan je tentje in.

Huancayo – bushcamp La Esmeralda

Bushcamp La Esmeralda, 08-09-2010
Lekker in mijn tentje. Alweer een rustdag en het begin van een nieuwe serie fietsdagen achter de rug. De rustdag verliep vrij rustig, zoals een rustdag betaamd. Wat boodschapjes, beetje lezen op bed, blog bijwerken, fiets schoonmaken etc. Gelukkig bretels voor mijn nieuwe fietsbroeken gevonden, zodat ik niet de hele dag meer hoef te hijzen. En talkpoeder gekocht op aanraden van velen als oplossing voor mijn achterste. Mijn zieke kamergenoot Topper maakte de a

08-09-2010 Huancayo – bushcamp La Esmeralda
Mijn zieke kamergenoot Topper maakte vannacht zoveel lawaai als gevolg van zijn verstopte neus dat er van slapen niet veel terecht kwam. Ik had het hard niet om hem wakker te maken en heb op een goed moment mijn slaapzak en kussen opgepakt en ben op een bank in de leesruimte op de eerste verdieping gaan liggen. Daar viel ik eindelijk in slaap.
Vanmorgen was het vertrek vertlaat tot 10 uur, omdat de band die de geëxplodeerde band van de soeptruck moest vervangen, pas vanmorgen uit Lima zou arriveren. De beide G's en ik hadden besloten toch vroeger te vertrekken, om zo rustiger aan te kunnen doen. Het was prachtig zonnig weer en ik kon na de doorwaakte nacht een gezapig tempo wel gebruiken. We hadden een klim van 18 km voor de boeg, De liep gelukkig heel geleidelijk. Boven was het weer flink koud ondanks de zon. De daarop volgende afdaling was werkeljk fantastisch: prachtige weg, prachtig berglandschap en prachtig weer. We stoppen veel om foto's te maken. Rustig bollen we naar de lunch, waar we lang blijven hangen, omdat de te reparen truck toch nog niet door is gekomen en onze bagage dus ook nog niet op de 30 km verder gelegen kampplaats is. Als de truck eindelijk arriveert, vertrekken we voor de laatste 30 km onverharde weg. We rijden langs een heel mooie rivier met vele stroomversnellingen. Het dal qordt geleidelijk smaller en we komen, ondanks dat we dalen, steeds hoger boven de rivier te rijden. De uitzichten zijn spectaculair en de weg is, ondanks dat hij onverhard is, vrij redelijk. Zonder problemen of grote avonturen bereiken we de kampplaats. Tentje opzetten, eten en afwassen, want ik heb corvee. Er is een kampvuur gemaakt, maar ondanks dat ga ik vroeg mijn tentje in. Dit blog aanvullen en slaap inhalen. Morgem 90 km onverhard!

dinsdag 7 september 2010

Huanuco- Cerro de Pasco, Cerro de Pasco - La Oroya en La Oroya - Huancayo

03-09-2010 Huanuco
Wat een watjes, heb al verschillende keren horen mompelen; alweer een rustdag. Het zou wat, ik ben maar wat blij met die rustdag, die dan ook op die manier wordt doorgebracht; rustend. 's Morgens een ontbijtje scoren ergens in de stad, beetje opruimen en op bed rustig mijn blog bijwerken, lunchen, weer een beetje op bed internetten, fiets schoonmaken, uit eten (heerlijk italiaans restaurant), spullen voor volgende dag klaarzetten, tas weer inpakken en slapen.
Ik voel me lichtelijk schuldig dat ik me niet in de plaatselijke cultuur stort (opvoeding verloochend zich nooit), maar ik ben sterk en doe het niet: morgen moet er weer gefietst worden! Overigens is Huanuco geen toeristenstad en is er, voor zover ik dat kan nagaan, ook niet zoveel te beleven. Lopend door de drukke straten kun je zien dat dit een echt regionaal centrum is; de toeleveringsplaats voor de regio. Veel kleine winkels en veel indianen uit de omgeving die hier voorraden komen inkopen. Het is hier warm en het barst er van de gemeen stekende vliegjes die voor heerlijke, langjeukende bulten zorgen. Ik koop uit voorzorg maar een polo met lange mouwen. Het verkeer is een chaos van voornamelijk 3 wielige motortaxis, alles is eenrichtingsverkeer en op alle kruispunten staat één stoplicht, alleen weet je nooit op welke hoek. Qua sfeer ook duidelijk merkbaar meer tropisch, aan de Amazonekant van de Andes.

04-09-2010 Huanuco – Cerro de Pasco
Vandaag trekken we terug de Andes in en wel naar waarschijnlijk de hoogste stad ter wereld, Cerro de Pasco, een mijnstad op bijna 4300 meter. Zware dag met 120 km klimmen om 2600 hoogtemeters te overbruggen! Het vertrek uit Huanuco verloopt, alweer onder politiebegeleiding, voorspoedig en de eerste 35 km lopen lekker, licht omhoog. Dan stuiten we op een roadblock. De weg wordt hersteld en we mogen niet verder. Pas om 12 uur 's middags. Daar sta je dan met je fietsje in de brandende zon. Enorme file vrachtwagens achter je, niets te zien dan een lege weg voor je en onverbiddelijke politie die je de doorgang verspert. Wachten tot 12 uur (het is dan 9.30) is niet een optie, want dan halen we Cerro de Pasco niet voor het donker, althans een behoorlijk deel van de groep niet. Na een uurtje soebatten mogen wij als groep inderdaad door en rijden we langs de asfaltwerkzaamheden. Maar het uur stilstaan heeft dan zijn tol al geeist: dikke benen en nooit meer in je ritme komen. Ik ben ook nog zo stom geweest om te bedenken dat ik mijn DJL broeken nog wel eens kan uitproberen en voel dus onmiddellijk mijn billen weer protesteren. Ik ben nog wel zo slim geweest om een van mijn nieuwe broeken in mijn rugzakje te proppen, dus sta ik al gauw ergens midden op straat van broek e verwisselen, maar het kwaad is dan al geschiedt en ik zit dus weer op de blaren. Met redelijke moeite haal ik de lunch en dan is het nog zeker 50 km klimmen. Ik ben in een eigenwijze bui en ondakns dat het al later begint te worden en met de tocht door het Parque National nog vers in het geheugen, ben ik vastbesloten om deze etappe uit te rijden. Even na de lunch zie ik Gerard me ineens terugkomen. Hij roept me toe dat hij het opgeeft voor vandaag: voelt zich niet lekker en ziet voor ons een zware bui hangen. Die had ik ook al gezien en niet lang daarna voel ik de eerste drupppels. Niet veel verder zie ik bij een soort abri een hele groep van ons schuilen, die me toeroept dat ze stoppen en op de truck staan te wachten. Ik rijd door! Eerst nog een stuk onverhard, waar het heel druk is met vrachtwagens en dan weer verder omhoog. Dan barst de bui echt goed los en ben ik binnen de kortste keren doorweekt! Er valt zelfs een beetje natte sneeuw. Dan houdt het weer op en klaart het langzaam weer op. Nog een kilometer of 40! Ik heb geen idee hoe laat het is, maar het wordt er niet vroeger op. De weg begint nu echt op een bergweg te lijken en ik klim, heel langzaam en zeer gedoseerd (8 km per uur en op 22-26) lus na lus omhoog. Het is nu inmiddels laat in de middag en het verkeer is veel minder druk geworden. Het is inmiddels weer zonnig geworden en ik ben grotendeels weer opgedroogd. Het begint wel kouder te worden. Hoger en hoger klim ik in een steeds mooier en verlatener landschap. Ik heb al een paar uur niemand van ons meer gezien. Tot Rob me inhaalt en vraagt of het nog gaat. k zeg van wel, ondanks dat ik nu wel diep in mijn reserves zit, maar ik wil uitrijden. Volgens hem nog een kilometer of wat tot de splitsing en dan nog anderhalve kilometer tot de top, waarna er nog een paar kilometer de stad in moet worden gedaald. Hij deelt nog mee dat Didier nog met de truck zal terugkomen om de achterblijvers op te pikken en rijdt door. Ik vervolg met tussenpozen mijn weg, indachtig dat ik wil uitrijden. Om elke bocht zie ik de zon nog net in de volgende bocht schijnen en bedenk me dat ik daar dan nog even zal gaan stoppen. Maar inmiddels daalt de zon zo snel dat daar aangekomen er al geen zon meer is. De weg lijkt eindeloos en de splitsing wil maar niet komen. Ik zie de truck terugkomen. Wilbert vraagt of het nog gaat en ik geef aan dat ik nog wil doorrijden. Hij gaat verder naar beneden om degenen achter mij nog op te pikken. Niet veel later haalt hij me weer in. Ik zie dat Rachel er in zit. Wilbert roept me toe dat hij op de splitsing op me wacht. Ik rijdt door en eindelijk bereik ik die splitsing. Ik krijg te horen dat alleen Stephen nog achter me zit en dat die uit wil rijden. Het is inmiddels bijna donker en ik heb me al bedacht dat ik niet de stad in wil rijden in het donker. Ik heb het inmiddels ook koud en kies voor de veilige weg en besluit in te stappen. Die laatste anderhalve kilometer klimmen kan ik nog wel, maar ik doe ze niet. Rachel, die al eerder is ingestapt en ik kruipen dicht tegen elkaar om een beetje warm te blijven, onder het jack van Susana en de sweater van Wilbert. We wachten op Stephen, die besluit door te rijden om zijn 100 % score in stand te houden. Wev rijden met de truck achter hem aan het laatste stukje klim op en de stad in. Voor zover we kunnen zien in het donker, een nog troostelozer oord dan ons al voorspeld was. Ook het hostal waar we verblijven is van die kwaliteit. Het is er ijskoud en vochtig en douche nog wc nog wastafel hebben water. Ik kan me gelukkig nog douchen in een van de andere kamers, maar warm word ik niet echt. Alles aantrekken wat je hebt is het devies. Wat ben ik toch blij dat ik nog een setje termisch ondergoed heb meegenomen. Gauw op zoek naar iets te eten. Kom Gerard tegen, die me, met een grauw gezicht, verteld dat hij al is wezen eten, zich niet goed voelt en naar bed gaat. Ik tref Peter, die ook net is aangekleed en met zijn tweeen wagen wij ons nog buiten en op zoek naar een eetgelegenheid. Veel is het niet en ik krijg de rijst met kip nauwelijks naar binnen. Gelukkig verwarmt het gevoel het toch voor 99 % volbracht te hebben me net voldoende om redelijk tevreden in mijn slaapzak te kruipen (ik vertik het om tussen de enorme stapel klamme dekens te kruipen. Slapen is fragmentarisch met het inmiddels bekende beklemde gevoel op de borst. Uitrusten is er niet echt bij. Hoe moet dat dan aanvoelen op nog grotere hoogte voor die bergbeklimmers?

05-09-2010 Cerro de Pasco – La Oroya
Vandaag gaan we van de mijnstad naar de plaats waar het erts wordt verwerkt. La Oroya heeft drie smelterijen, voor lood, koper en een zink rafinaderij. Een van de meest vervuilde plaatsen ter wereld. We verlaten Cerro de Pasco en hoewel we er niet veel van hebben gezien, heeft de hoogste stad van Zuid Amerika geen positieve indruk op de meeste van ons achtergelaten. Wat een dump. Je zal maar veroordeeld zijn om daar te leven. Helaas krijgen we de imense open mijn niet te zien. We zijn de stad nog niet goed en wel uit of we krijgen een forse regenbui over ons heen. Kletsnat en dus koud koersen we de hoogvlakte op die we vandaag moeten overbruggen. Vrij vlak maar wel rond de 4000 m hoog. Gerard heeft me gevraagd of hij vandaag met mij mee mag rijden. Alsof ik daar wat in te zeggen heb, hij rijdt normaal beter dan ik, maar hij voelt zich nog niet 100% (wie van ons wel, overigens na gisteren en vannacht). Tijdens de bui rijden we zwijgend achter elkaar, allebei hopend dat dit niet de hele dag zal duren, hoewel de hemel in eerste instantie donkergrijs lijkt. We rijden parallel aan een spoorlijn die Lima met Cerro de Pasco en La Oroya verbindt. Dit was de hoogste spoorweg ter wereld tot de opening van de Quinhai-Tibet spoorlijn in China, met als hoogste punt de El Ticlio pas op 4781 m. Gelukkig klaart het weer geleidelijk op. De zon gaat zelfs schijnen, maar het wordt, als gevolg van de hoogte niet echt warm. We rijden gestaag verder en nuttigen ergens in een dorpje onderweg een colaatje. Vanwege het dreigende weer heeft Didier de lunch gesitueerd in een cafe langs de lange vrijwel verlaten weg. We blijven niet al te lang zitten en vervolgen onze rit. Niet veel verder zien we ineens drie lama-achtigen langs de weg. Gezien hun bijna hert-achtig uiterlijk moeten dit wel vicuna's zijn, de meest zeldzame soort. Een groot deel van deze hoogvlakte is dan ook een nationaal reservaat, onder meer voor deze beschermde diersoort. Hier is ook een inmens meer, waar we echter niet veel van te zien krijgen. We klimmen in het begin van de middag nog een beetje en het landschap wordt weer wat bergachtiger, waarna we aan de afdaling naar La Oroya beginnen. Gelukkig gaat dat vrij rap en bereiken we zonder veel problemen ons hostal, dat gelukkig weer een heel stuk comfortabeler is dan ons verblijf in Cerro de Pasco. Het ligt niet ver voorbij de loodsmelter en nu zien we ook voor het eerst dat er echt treinen rijden over de spoorbaan, als er zich een luid toeterend in beweging richting Lima. Ik heb weer de luxe van een eenpersoonskamer, maar slaap alweer niet al te best; ook 3800 meter is nog steeds hoog.

06-09-2010 La Oroya – Huancayo
Na een niet al te beste nacht, voel ik me 's morgens niet al te lekker. Het is overigens leuk om 's morgens als die min of meer slaperige koppen aan het ontbijt te zien. Dat ontbijt wordt verzorgd door de Bike-Dreams crew en zo langzamerhand neemt het percentage nederlandse bestanddelen daarin zienderogen af. De cruesli is inmiddels op en er wordt brommerig gereageerd op de schaarsheid van de pindakaas. Gelukkig is er wel alternatieve muesi gevonden, want ik krijg brood 's morgens maar moeilijk weg. Al met al is er niks mis met dat ontbijt. Elke ochtend krijgen we onze route uitgereikt, compleet met kaartje en hoogtegrafiek. Wilbert die elke ochtend de route en eventuele bijzonderheden bespreekt, wordt altijd enthousiast met een gezamenlijk “goedemorgen Wilbert” begroet. Na het ontbijt brengt iedereen zijn bagage bij de truck en worden de fietsen van stal gehaald. Vandaag is ons een geheel dalende route beloofd, want Huancayo ligt op 3200 m en we volgen de rivier stroomafwaarts. Ook vandaag rijdt ik met Gerard op. De stad uit komen we langs de andere smelters en grote bergen kennelijk mijnafval en dergelijke. De vrij snelstromende rivier zal wel vervuild zijn. Het tempo ligt direct vrij hoog, hoewel we weer bijna 130 km voorgeschoteld krijgen. Ik heb het, als gebruikelijk, het eerste uur moeilijk; kan niet in mijn adem komen en mijn ontbijt wil maar steeds niet zakken, zodat ik er meerdere keren van kan “genieten”. Geleidelijk gaat het beter, zoals altijd. We peddelen gezapig naar beneden en na 2 uurtjes besluiten we een sanitaire stop te maken en onze energierepen op te eten. Als we kort daarop niet ver achter een redelijk doorfietsende Wilbert blijke te zitten en het gat niet groter wordt, krijg ik ineens de geest: ik geef gas en rijdt het Gerard, Wilbert en even later Michiel in mijn wiel, hard door. Wilbert constateert dat ik kennelijk Rigo's rol aan het overnemen ben. Het wordt een kop over kop rit naar de lunch, waarbij we successievelijk alle voorliggende groepen inhalen, met uitzondering van de echte racers. Lekker! Kan ik helaas alleen maar in het vlakke en naar beneden. Gerard en ik besluiten om de laatste 50 km bij Gerrit te blijven, die zoals altijd de gehele ochtend alleen heeft gereden. Aangezien we niet te lang zijn blijven lunchen en de rest wel, rijden we lange tijd met zijn drieen vooruit, later bijgehaald door Michiel. Het laatste stuk gaat door een flink breed geworden dal. We stoppen bij de soeptruck (dit vereist enige uitleg: één van de twee trucks, met onze bagage rijdt rechtstreeks van etappeplaats naar etappeplaats en bereid daar onze aankomst voor met soep en broodjes en wordt daarom door ons als de soeptruck aangeduid. De andere rijdt naar de lunchplaats en bereidt daar onze lunch, veelal in de open lucht en wordt daarom de lunchtruck genoemd) die een klapband heeft gehad. Chauffeur en monteur Ewald is net bezig de laatste hand aan de bandenwissel te leggen en we kunnen nog net zien dat de gehele, 10 ton wegende brandweertruck op een enkel, niet al te grote hydraulische krik leunt: scary!. Inmiddels arriveert ook het merendeel van de rest van de groep en beroven wij het nabij gelegen cafe van haar laatste flesjes cola. We moeten nog zo'n 25 km en zien in de verte, boven Huancayo steeds zwarter wordende luchten samentrekken. Gerrit verzucht dat we wel weer nat zullen worden, waarop ik hem voorhou dat we tot nu toe nog steeds in de zon rijden. Uiteindelijk krijg ik gelijk; we rijden precies tussen twee buien door en worden alleen nog nat van het spatwater van de kletsnatte weg. Huancayo is groot en we moeten natuurlijk zo ongeveer aan de andere kant zijn. Aan het begin van de stad worden we opgevangen door de politie die ons met zwaailichten en sirene door de stad loost. Aangezien we eerst nog een gemeen hellinkje opmoeten, verliezen Gerrit en ik het contact met de groep. Ik kan steeds nog net de laatste blijven zien, maar moet voor en achter me blijven kijken waar we heen gaan, of Gerrit mij nog volgt en ondertussen de horden taxis van mijn lijf houden, die zich aan god nog gebod storen en zonder richting aangeven of in de spiegels kijkend, luid toeterend in en uit het verkeer slingeren en een eenzame fietser niet opmerken. Midden in de stad ben ik de groep echt uit het oog verloren. Opeens, net als we willen gaan vragen naar de weg, worden we opgepikt door een strak in het uniform zittende motoragente die ons keurig de laatste straten naar ons hotel doorlootst. En, zoals al van te voren aangekondigd en al hiervoor aangegeven, een luxe hotel. Ik geniet even later heerlijk van een heerlijke warme douche in een keurige badkamer en betrap me op de gedachte dat ik over een maand weer elke dag onder een luxe warme douche mag stappen. Maar we hebben het ook wel verdiend na de zware laatste dagen.

maandag 6 september 2010

Quivilla - Huanuco

La Oroya 05-09-2010
Stad waar een koper- en lood- en zinksmelterij zijn gevestigd en met de twijfelachtige eer een van de meest vervuilde steden van de wereld te zijn. Minder erg dan Cero de Pasco waar we gisteren overnachten, hoogste stad te wereld op 4270 meter en in mijn ogen ook de lelijkste. Maar verder met de avonturen van Dolfje in Lamaland

02-09-2010 Quivilla – Huanuco
Wat een loodzware opgave van 110 km onverharde weg en bijna 1300 hoogtemeters had moeten worden wordt gelukkig iets minder zwaar omdat de weg geheel verhard is in de afgelopen twee jaar. Ik dank god op mijn blote knietjes, want ik kneep hem als een oude dief: we moeten meer dan 40 km klimmen en mijn ervaringen in het Parque National maken me daar niet bepaald gerust op. Maar de weg blijkt fantastisch goed en het landschap, zoals gebruikelijk prachtig. Omdat ik teveel gegeten heb bij het ontbijt (en dat dus niet wil zakken) haak ik al snel af vooraan, maar ik vind een lekker ritme en klim gestaag. Ondanks dat iks 40 km een heel eind. Op eem bepaald moment hoor ik muziek. Het komt uit een van de tegen de bergwand geplakte dorpjes, maar het is nauwelijks te bepalen uit welk. Als we door een dorpje klimmen wordt ik bijna overvallen door de dorpelingen die een feest aan het vieren zijn. ik moet afstappen en meedoen. Mij eigen weet ik me daaraan te ontworstelen, maar collega's achter mij dansen er op los, hoor ik later. Verderop in het dorp is nog zo'n bandje aan het blazen en dansen dorpelingen in prachtige vergulde klederdracht. Nu stop ik wel om fotoś te maken, maar helaas wordt me dat onmogelijk gemaakt door een aantal dronken mannen, die me de hand moeten schudden en allerlei onduidelijke verhalen hebben, Als ik me daaraan ontworsteld heb, is de groep net opgehouden en de dansers verdwenen. Later horen we dat het einde van de maand augustus wordt gevierd. Ik klim het dorp uit en vervolg de weg, wat ook niet anders kan want andere wegen zijn er niet. Als ik even rust komen uit de achtergrond weer anderen langs, die ik vervolgens weer inhaal. Het is opvallend hoe snel je behoorlijke verschillen krijgt bij het klimmen, maar anderzijds ook hoe klien die vaak bij de lunch nog blijken te zijn. De laatste 7 kilometer lijken niet om te willen. Steeds weer een bocht waarvan je denkt, nou zal ik wel boven zijn en dan blijken er nog weer drie achter te liggen, We rijden om een ronde uitstekende rots heen, die terecht de Corona de Inca (Inca kroon) heet. Het begint te miezeren en op deze hoogte (bijna 4000 m) is het dan koud. Op het hoogste punt heeft Didier de lunch ondergebracht in een lokaal indiaans winkeltje en is er koffie en thee. Gelukkig maar want het regent nu volop. En dan 60 km moeten dalen. Ik vertrek, na een droog ondershirt te hebben aangedaan, gehuld in mijn nieuwe dure regenjack dat nu dan toch eindelijk zijn nut bewijst. Samen met engelse Rob, dalen we zeer voorzichtig want het relatief nieuwe asfalt kan bij regen veradelijk glad zijn en tegenliggers kunnen best eng zijn op de vrij smalle weg. Op gegeven moment moeten we ons tegen de bergwand drukken om een grote vrachtwagen te laten passeren, meer ruimte is er niet. De weg loopt prachtig en als na een kilometer of 10 het dal zich verder opent naar de vallei van Huanuco, zie je de weg honderden meters onder je in grote bochten naar beneden zwieren. Hij blijft de gehele verder afdaling nat van de net gevallen regen, zodat ik niet op mijn gebruikelijke wijze door kan dalen, maar het is een schitterende afdaling. Gaande weg wordt het landschap groener, stijgt de temperatuur en de begroeing steeds dichter en tropischer. We zijn nu duidelijk aan de oostkant, de Amazone kant van de Andes terecht gekomen. Dat blijkt ook duidelijk als we in Huanuco bij het hotel aankomen, waar we op de parkeerplaats, waar de gebruikelijk soep voor ons klaarstaat, direkt lekgeprikt worden door hele kleine venijnige mugjes. Moe maar voldaan betrek ik, wat een luxe, mijn eenpersoonskamer.

donderdag 2 september 2010

Huaraz - Parque National Huascaran en PN Huascaran -Hualanca

Bushcamp Quivilla, 01-09-2010
Op mijn verjaardag in mijn tentje. Wel romatisch toch? De verjaarswensen begonnen al om 1 uur vanacht en bleven de hele nacht zo'n beetje doorgaan. Exen en collega's en wat familie. Na vertrek uit ons vorige kampje vanmorgen hield dat gauw op, want toen was er geen verbinding meer. Dat is hier in het binnenland van Peru wel eens een probleem, maar zonet was er kennelijk weer wat verbinding, zodat ik het droeve nieuws van het overlijden van Laurent Fignon en Jean Nelissen (De Neel) kon vernemen. Het leven, of liever de dood, gaat gewoon door, terwijl wij de ene fabelachtige dag na de andere beleven. Maar, terwijl ik me de vliegjes van het scherm mep, zoals gebruikelijk de chronolgische belevenissen van Dolfje in Lamaland.

30-08-2010 Huaraz – Parque National Huascaran
De rustdag verliep zoals hij moest, met veel rust en de was was gauw ui1tgezocht.
Als een van de laatsten, in ware Rigo-traditie, vertrok ik uit het hotel en besloot me deze dag aan te sluiten bij Michiel, die redelijk ziek was geweest en nu alleen dreigde te moeten rijden. Het werd tot de lunch een rustig dagje. Redelijke weg, zonnetje er bij en een rustig tempootje. Onderweg pikten we hier en daar wat van de gebruikelijke achterhoede op, Betrapten Nico en Ilse aan de 's ochtens kennelijk gemiste verse broodjes en klommen gestadig naar grotere hoogte. Bij de lunch waren we zowat de laatsten. Daarom niet minder rustig aan gedaan, het was per slot nog maar 10 km naar het eerste van de drie opeenvolgene bushcamps bij de ingang van het Parque National. Dat werden uiteindelijk nog wel spannende kilometers. Na helpen met opruimen, vertrokken we met Philippe en een aantal anderen. Dit traject was weer onverhard en liep hier en daar gemeen op. En mag Parijs-Roubaix dan bekend staan om de lukraak uit een vliegtuig neergekwakt lijkende kasseistroken; wat ze hier met dit soort wegen doen tart iedere beschrijving en was ook niet het beeld dat ik uit de folder had. Afijn, met een dreigende lucht die steeds verder dichttrok en het vooruitzicht op tenten opzetten in de regen (of sneeuw, want het kamp lag op 4200 meter hoogte), kropen wij naar boven. Ook ik had het op de steilere stroken niet al te makkelijk, ondanks dat ik het de hele dag rustig aan had gedaan. Maar we kamen er, hijg, hijg. O ja, het is hier 4200 meter hoog! Gauw tentje opzetten en alles aantrekken wat je kan aantrekken, want het zou zwaar kunnen vriezen, 's nachts op deze hoogte. Heel vroeg eten (4uur 's middags) en iedereen om 6 uur in de tent, want dan wordt het al donker en goed koud. Dankzij de dichtgetrokken hemel en de zo nu en dan vallende miezerregen werden de ergste voorspellingen gelukkig geen waartheid, maar warm is anders. En van 6 tot 6 in je slaapzak is ook niet alles. Ik had een deel van de nacht behoorlijk last met mijn ademhaling en sliep dus ook niet al te best. Wat moest dat wel niet worden de volgende dag, als we onverhard over 4800 meter zouden gaan?

31-08-2010 PN Huascaram – Hualanca
Zo'n beetje de koninginnerit van deze tocht. Door het Parque National Huascaram met op twee punten over de 4800 meter grens. Vanwege de kou was opstaan, eten en vertrek al een uur verlaat en het was inderdaad koud. Weliswaar geen ijsbloemen op de tenten, maar een wat ongure grijze dag met een temperatuur onder de 10 graden. Uit het vertrek moest er geklommen worden over 17 km en onverharde weg van 4200 meter naar de eerste pashoogte van 4800 en nog wat meters. En ik kan je verzekeren dat dat geen “walk in the park” is op die hoogte op dat soort onverharde wegen. Het onvergetelijke, woeste en wonderschone landschap vergoed een hoop, maar afgezien daarvan beschouw ik het als een uitdaging en niet als een leuk fietstochtje. Maar nogmaals het landschap: wat dacht je van op de hoogte van gletschers door onmeteljke komdalen rijden waar je in geen velden of wegen sporen van bewoning aantreft, afgezien van de sporadische herdershutten. Woest en leeg zijn deze bergen en hoog. Vijf- en zesduizenders om je heen waar je maar kijkt. Onvergelijkbaar veel grootster dan de Alpen of de Pyreneen. Maar je mot nog steeds wel blijven fietsen. En dat is voor krabbers zoals ik voorwaar geen sinecure. Hoe hoger en hoe verder je komt, hoe lastiger het wordt. Op laatst ben je zo druk bezig met, bij een snelheid van rond de 5 km per uur je zoveel mogelijk langs de puntige keien te worstelen en tegelijkertijd je adem te regelen, dat je nauwelijks tijd hebt om nog om je heen te kijken. Je geest is steeds meer bezig met “hoever nog” dan met het registreren van het natuurschoon. Je rustpauzes heb je nodig om op adem te komen en niet om nog precies met veel overleg te bekijken of en zo ja hoe je iets gaat fotograferen. En het is nog koud ook. Eindelijk is die pas daar en kun je gaan dalen. Gelukkig is de weg naar beneden marginaal beter dan die naar boven, maar ook dit vereist uiterste concentratie.
De lunchplek! Ook daar is het koud en als de crew je vervolgens wijst waar je ongeveer naar toe moet, zakt de moed je in de schoenen. Uitkijkend over een enorm keteldal met links de gletcher van een zesduizender is het zo ongeveer het uiterste topje van het eind van het dal aan de rechterkant. Kilometers ver. Dus gauw een broodje verorberen, bidons bijvullen en vort maar weer. Gerrit komt niet al te ver achter me aan. Eerst een stuk verder dalen en dan gaat het weer omhoog door de keien. De snelheid is er nu helemaal uit en ik moet om de tien minuten van de fiets om bij te komen. Ik loop dan maar een stukje. Ik wacht op Gerrit en gezamenlijk luchten we onze frustatie. Vort maar weer. Inmiddels op 22 x 28 en dan wordt het moeilijk om je evenwicht te bewaren bij een snelheid van nog geen 5 km per uur. Als we het gehele komdal doorgeworsteld zijn, denken we dat we om de hoek aan de afdaling kunnen beginnen. We lopen intussen al een kilometertje of wat. We zien de lunchtruck aankomen en overleggen; verdergaan of meerijden. Gerrit is aan het eind van zijn Latijn en we overreden hem in te stappen. Ik stap weer op maar mijn benen zijn ook helemaal leeg. Ik draai om en geef mijn fiets af aan Didier die nog boven op de truck de fiets van Gerrit staat vast te zetten. Verslagen door zo'n stomme berg!
Als we met de truck verder rijden besef ik dat ik een juiste keuze heb gemaakt: het is om de hoek nog een komdalletje verder knokken over de keien. Somber kijk ik naar de zich ontvouwende wergezichten, hotstebotsend in de truck. Ik moet mezelf er toe zetten niet ontzettend sacherijnig te worden.
's Avonds in het kamp tentje opzetten en eten. Ben best een beetje sacherijnig. Had meer van mezelf verwacht. 's Nachts in mijn tentje vat ik moeizaam de slaap, temeer omdat ik het scheef heb neergezet en ik dus constant naar beneden glij. Om rond half een begint het gedonder: “piep” zegt mijn telefoon: sms: gefeliciteerd met je verjaardag. Da's waar ook, bijna vergeten. In de volgende nachtelijke uren volgen dan nog ettelijke 'pieps”; men vergeet in Nederland gemakshalve het tijdsverschil maar. Maar het komt allemaal uit een goed hart, zullen we maar zeggen.